Dit artikel is een vervolg op het artikel “In the beginning” dat ik in 2007 schreef naar aanleiding van de vraag van Jos: “Hoe ben je met (zee)kajakken in aanraking gekomen?”.
Ik schreef onderin dat artikel heel globaal over het vervolg tot en met het zeekajakken. Het heeft even geduurd, maar nu pas ben ik aan het vervolg begonnen over de afzonderlijk discipline waar ik doorheen ben gegaan.
In deze serie artikelen ga ik stap voor stap langs alle disciplines.
Groter water
In het verloop van de gemaakte toertochten ontstond een verschuiving naar groter water zoals Grevelingen en Haringvliet.
Een mooie tocht vond ik ook om met Hans vanaf de kanoloods een rondje Dan Haag te varen en bij het verversingskanaal naar zee over te dragen. Het was rustig weer en zo voeren we langs de kant naar Monster om daar weer over te dragen zodat we door het Westland weer naar de kanoloods terug konden varen. Dat soort ideeën begonnen zo langzamerhand vanzelf te ontstaan. Interessant vind ik achteraf dat ik die tocht met mijn K1 voer.
Wat later kocht ik een tweedehands Zeekajak; een AnasAcuta van Valley. Dat vond ik een geweldige verbetering omdat je dagtocht-bagage gewoon in een waterdicht compartiment kon proppen in plaats van alles in waterdichte zakken te moeten verpakken. Deze aanschaf betekende wel het afscheid nemen van de Flux. Alhoewel de Flux toch een fijne kajak was en ik er goed in kon varen, beviel de kajak me niet zo erg. Dat kwam omdat de kajak wel heen wendbaar was maar dat als je gezellig aan het paddelen was en wat met elkaar aan het keuvelen was, ik altijd snel uit koers was. Ik moest dus altijd op mijn koers blijven letten. Hans plaagde mij daar wel eens mee dat ik verwend was door mijn K1 met het roertje.
Toen ik later toertochten voor de club organiseerde heb ik het rondje Den Haag en terug overzee als clubtocht georganiseerd. Er gingen aardig wat leden mee en ik voer toen uiteraard wel in mijn AnasAcuta.
De zeekajak beviel me uitstekend. Intussen bestond ook de zeekanocomissie die tochten op grootwater organiseerde. Dat beviel me ook uitstekend. Wel hadden ze een verschil in niveau van die tochten. Voor tochten op zee moest je het certificaat ZV (zeevaardigheid) hebben. Dat vond ik jammer want dat vond ik de leukste tochten. Ik kon dat, door alle dingen die ik al met de kajak had gevaren, best wel maar had het certificaat nog niet.
Naar zeekajakken.
Dus het ligt voor de hand dat ik me voor een zeekajak-kamp op Vlieland heb aangemeld om dat certificaat te halen. Dat ging prima. Alleen. toen het naar inzicht van de leiding op een dag te hard woei. zouden we een dag jammer genoeg niet varen. Toen ik die dag naar de zee keek zag ik alleen maar een prachtige branding om te varen. Gelukkig kreeg ik daar toestemming voor en ging met een paar anderen te water.
Achteraf begreep ik dat de hoofdinstructeur Ger de Bruin wel met argus ogen had staan toekijken omdat hij dacht dat ik wel wat ver de zee op ging. Maar ik deed het prima en rolde altijd weer op als een golf me had omgegooid. Ik verbaasde ook de toeschouwers nog met een rechtstandige pop-out in een steile golf. Ja ik had het naar mijn zin!
Ik kreeg van de hoofdinstructeur toch nog wel een pluimpje dat ik op deze manier het certificaat wel zou bemachtigen. Maar zo simpel was het toch niet want de theorie rond het zeevaren vond ik geweldig interessant en daar moest ik natuurlijk nog wel wat op studeren. Het certificaat heb ik omstreeks 1987 behaald en daardoor mocht ik ook per kajak mee terug varen naar Harlingen. Dat vond ik beter dan met de veerboot zoals op de heenweg.
Het mooie vond ik dat alles wat ik tot nu toe in kano’s en kajaks had gedaan samen kwam in het varen op zee: alles kon ik daarbij gebruiken. Ik ging nu ook vaker met de ZV-kajaktochten mee. Daarmee had ik het geweldig naar mijn zin. Zeker als er ook een kampeerovernachting bij zat.
Daarnaast bedacht ik ook nog andere tochten waarbij ik me geweldig geïnteresseerde was in oude eb- en vloed kreken. Een voorbeeld daarvan was een rondje “Kop van Goeree” dat ik samen met Hans Heupink heb gevaren. Wel een ingewikkelde route met een aantal keren overdragen: Stellendam; over zee langs de kwade hoek; Bij Springersdiep overdragen naar de Grevelingen; ter hoogte van Ouddorp weer overdragen; Langs Goederede en Havenhoofd weer naar Stellendam. Fantastisch vond ik dat.
Een keer op de club hoorde ik van Willem Molengraaff dat zijn maatje, waarmee hij sinds een paar jaar zeekajaks testte voor het kanoblaadje van de NKB, een keer onverwachts had afgezegd en Willem alleen had getest. Dat vond hij nogal hachelijk, Toen bood ik mij spontaan aan dat hij me in zo’n geval altijd mocht bellen als vervanger. En zo kwam het dat ik sindsdien altijd mee ging met testen. Zodoende kon ik ook steeds meer meedenken over de kajaks. Het gevolg was dat ik vanaf 1994 t/m 2013 altijd heb meegedaan met het testen. Het testen gebeurde liefst bij een windkracht van omstreeks 5 bft. Die windsterkte werd voor georganiseerde tochten als maximum gehanteerd. Daarboven kon een tocht niet doorgaan. Dus vonden wij dat we bij een test toch wel bij 5 bft nodig hadden om een goede conclusie over de testkajak te kunnen presenteren.
Het testen van een kajak ging wat ons betreft altijd door: ongeacht het weer zodat we vaak, vooral in voor- en najaar, in barre omstandigheden het ruime sop kozen. Jammer dat er in de begindagen nog geen droogpakken waren want dat zou het testen een stuk aangenamer hebben gemaakt. Want hou koud het water ook was; we moesten en zouden ook reddingen en eskimoteren oefenen om te kijken hoe de betreffende kajak zich daarbij gedroeg,
Willem en ik konden ook lang discussiëren over de kajaks. Maar ook over alles wat met zeekajakvaren samenhing, zoals veiligheid, navigatie, stromingen, getij, enz., enz. Dat waren voor ons beiden heel leerzame discussies.
Een dieptepunt was de keer dat Willem tijdens een kajaktest in november 2003 heftige acute pijn in zijn rug kreeg en daarbij ook omsloeg. Ik kreeg hem met een X-redding niet meer in zijn kajak omdat hij door de pijn niet kon meehelpen zodat ik de KNRM om hulp heb gebeld. Die konden ons niet direct vinden omdat we met de stroom richting open-zee dreven, zodat we lang moesten wachten. Aangezien ik bij mijn reddingspogingen ook was omgeslagen zat ik na mijn re-entry in een kuip vol koud water. Ik kreeg het daardoor na een tijdje zo koud dat ik voor mijn eigen leven begon te vrezen. Maar Willem alleen laten kon ik niet. Dilemma! Gelukkig kwam de reddingboot op tijd en liep het voor ons beiden goed af.
Zelf heb ik er nog een paar jaar over gedaan om weer zonder zorgen op zee te kunnen varen.
Voor het verslag van deze redding, elders op deze website, kan je op deze link klikken
Aan deze redding heb ik een medaille van het Carnegie Heldenfonds overgehouden. ik ben daar wel trots op, maar voor Willem betekende het wel dat hij niet meer op zee ging varen. Een paar jaar voer hij nog wel op de ondiepe randmeren, maar omdat hij daarbij altijd pijn in zijn rug had is hij geheel met kanoën gestopt.
De laatste 10 jaar heb ik helaas alleen getest omdat Willem dat fysiek niet meer aan kon. Maar de contacten zijn wel altijd gebleven.
De tests werden altijd gerapporteerd aan Lo van der Rest die in het begin redacteur was van het blaadje Kanosport van de NKB. Helaas is hij abrupt als redacteur gestopt en zochten wij noodgedwongen contact met de commissie zeekajakvaren van de NKB om in hun krantje de tests te publiceren. Dat hebben we niet zo lang gedaan want zij voelden zich als zeejakkers iets verheven boven ons. Willem zei dat heel treffend: “dat zei ons zagen als de “Luis in de pels”. Zij vonden bijvoorbeeld dat onze verslagen geen test mochten heten omdat dat bij de lezeres verkeerde associaties en verwachtingen zou wekken over de betrouwbaarheid van onze verslagen. Wij zouden echter niet weten hoe je een kajak op wetenschappelijk niveau zou moeten testen. Dat was nog nergens vertoond en zelfs de verslagen van het Amerikaanse blad Seakajakker waren niet wetenschappelijk uitgevoerd. Het enige dat je in hun verslagen wetenschappelijk zou kunnen noemen waren de grafiekjes over de stabiliteit bij verschillende hellingshoeken. Maar de stabiliteit zoals een peddelaar die ervaart is van veel meer zaken afhankelijk en daarmee zijn de grafiekjes gelijk niet wetenschappelijk meer.
In ieder geval vonden we de samenwerking met de commissie moeizaam en we voelden ons slechts gedoogd.