Vorige week waren we met de navigatie een beetje lui geweest tijdens de terugtocht van de Marker Wadden naar de vluchthaven van Wijdenes: we maakten de oversteek door richting windmolen te varen.
Alles heeft zijn prijs en ik had het idee dat daar nog wat leerpunten te benoemen waren. Daarom heb ik naar aanleiding van onze toch op 14 okt. Alles nog eens op een rijtje gezet voor de terugtocht
Wat was het geval?
Voor de terugtocht van de MarkerWadden naar de vluchthaven van Wijdenes was de kompaskoers ca. 293graden.
Omdat er een noordelijke wind van 4-5 bft. stond besloten we om op 300gr. te varen om de drift als gevolg van de wind te compenseren.
Na korte tijd kregen we een windmolen in beeld die, zo op het oog, precies op onze koers leek te liggen.
Omdat het varen naar een object relaxter is dan op kompas of GPS besloten we de windmolen aan te houden.
Je kunt er van mening over verschillen of dit een goed of slecht idee was. Een feit is natuurlijk dat als je ergens naar toe vaart en je hebt wind of stroom van opzij ,dat je dan opzij wordt gezet en als je dan je doel blijft aanhouden zal je merken dat je in een boog er naartoe vaart.
Als we voor de optie “op kompaskoers varen” hadden gekozen waren we, bij een goede inschatting van de drift, in rechte lijn op onze bestemming aangekomen.
Toegegeven, onze keus zorgde er in ieder geval voor dat we te noordelijk zouden uitkomen. Dat heeft een voordeel dat je het laatste stuk nooit tegen de wind hoeft te varen. Iets wat kan voorkomen als je de drift te laag hebt ingeschat en je meer tegen de wind in moet gaan opsturen.
In ons geval zie je wat ervan komt:
In dit plaatje zie je dat we in het begin ca. 5 graden drift hadden en we inderdaad in een gebogen lijn richting windmolen voeren. Misschien mag je over dat hele traject concluderen dat we in totaal 10 gr drift hadden.
Wat ingrijpender was, is dat de windmolen 3,7km noordelijk van onze bestemming stond. Omdat we die windmolen pas op het water als doel hadden gekozen konden we dat niet weten.
Maar we gingen ervan uit dat de molen precies op de 300gr koers lag terwijl dat in werkelijkheid 310graden was.
Dat bewijst maar weer dat het gebruik van het kompas in de kajak een foutmarge van toch wel 10 graden kan hebben.
Niet zo gek natuurlijk omdat de kajak in golven flink beweegt en de boeg als ijkpunt dus je waarneming verstoort. Dat was allemaal niet zo merkbaar geweest, maar omdat het gaat over een waarneming op ruim 10km afstand, veroorzaakt een paar graden verschil van de waarneming in de breedte een geweldige afwijking naar links of rechts. In ons geval hadden wij te maken met die 3,7km verschil tussen de molen en onze bestemming, die we niet hebben waargenomen terwijl we 300 graden voeren.
Daar komt nog en andere verstorings-factor bij: je kijkt over de punt van je boeg naar de molen terwijl je kajak op 300graden koers vaart. Daarmee maak je automatisch en kijkfout: stel dat je ogen op 10cm naast elkaar in je hoofd zitten dan zit je dominante oog, waar je in dit soort gevallen mee kijkt, 5 cm naast de middenlijn van de kajak. Dat is een hele kleine hoek waarover je fout kijkt maar op 10 km afstand kan dat zomaar een verschil van een paar km maken in de waarneming. In deze tocht misschien wel die 3,7 km.
Nu zorgde dit alles tijdens deze tocht niet voor vervelende of gevaarlijke situaties en hebben we alleen maar in een rare, onnodig bocht gevaren. Ook hoefden we niet tegen de wind in te varen.
Maar je wilt natuurlijk altijd zo goed of mooi mogelijk navigeren.
Dus ik trek hierbij toch lessen:
- In de voorbereidende fase van de tocht nagaan of er op vertrekpunt en bestemming markante punten in het landschap staan en bepalen hoever die weg staan van je doel.
- Als je vertrokken bent van je vertrekpunt na een paar km omdraaien en het landschap goed inspecteren en zoeken naar herkenningspunten.
- Mijn voorkeur blijft toch uitgaan naar het op kompaskoers varen. Maar dan wel met hulp van, indien beschikbaar, kenmerken in het landschap om varend te evalueren of alles nog volgens plan gaat.
- Gebruik van een landschapskenmerk als doel doe ik alleen als we weten wat de exacte positie is. Mogelijk moet je dan ook plannen om halverwege de tocht de koers eventueel bij te stellen naar een ander kenmerk in het landschap dat je dan weer op een betere koers brengt.
- Als er tijdens een tocht geen kenmerken in het landschap zijn of omdat het zicht slecht is, dan is het als backup wel erg handig om een GPS, telefoon of IPad bij je te hebben om ingeval van twijfel te raadplegen over koers en/of positie.
Een al eerder geleerde les, die ook tot dit verslag heeft geleid, is dat ik zoveel mogelijk een eenvoudige GPS meeneem waarmee ik de track van een tocht vastleg om een gevaren tocht achteraf te evalueren en ervan te leren. Verder probeer ik zoveel mogelijk op kaart en kompas te varen. Onder andere omdat je daar veel van leert, maar ook opdat je niet afhankelijk van elektronica bent of wordt.