Inleiding
 
            Als je regelmatig in andere zeekano's kan varen, zoals Willem Molengraaff  en ik mochten doen voor de NKB, ga je op een gegeven ogenblik verschillen             zien. En op een bepaald moment vallen bepaalde stukjes van de puzzel             in elkaar. 
Omdat bij het beoordelen van een zeekano, eigenschappen zoals bootbeheersing,             stabiliteit, eskimoteren erg belangrijk zijn, hebben we altijd hele             discussies gevoerd om het gedrag van een bepaalde kano te begrijpen.             
            
Nu hebben we over deze eigenschappen een theorie ontwikkeld die we             eens aan (zee)kanovarend Nederland willen voorleggen. Want een theorie             is nog geen praktijk, en bovendien blijkt uit de theorie dat de uitkomst             sterk gebonden is aan de bouw van een vaarder: lang, kort, breed of             smal. Maar misschien kan de theorie aan uw reacties worden getoetst.             Als het klopt zou je heel wat zeekano's kunnen verbeteren of andersom;             betere ontwerpen kunnen maken. Maar ook, kan je beter de keuze maken             die bij je bouw past.
Voorbeelden: Een aantal kajaks bekeken.
Er zijn ontwerpen waar ik geen twijfel heb over de betrouwbaarheid. Ik denk daarbij o.a. aan de Calypso, Mariner, Shoreline, Anas Acuta, Breeze, Buccaneer, Sirius. Tenminste, daar voel ik me persoonlijk bijzonder safe in; in wat voor omstandigheden dan ook.
Nu wil ik u eens wat kano's voorleggen waarvan het niet zo duidelijk is of hij nu goede of slechte eigenschappen heeft (er is in ieder geval verschil van mening over mogelijk). Een waarschuwing is hier op zijn plaats, want het is niet de bedoeling de hierna genoemde kano's af te kraken, want het zijn stuk voor stuk ook kano's met voortreffelijke eigenschappen. Zie daarvoor ook de tests. Ze dienen slechts als illustratie voor het verhaal.
De Baidarka.
            Baidarka-vaarders die ik uitgehoord heb zijn het er over eens dat             ze niet of slechts moeilijk in een Baidarka kunnen eskimoteren. Alleen             hoofd-instrukteurs of andere zeer geroutineerde vaarders doen lakoniek             over het eskimoteren in een Baidarka. Zelf kon ik wel in een Baidarka             rollen, maar als ik dat met andere boten vergelijk gaat dat wel duidelijk             moeilijker. En dat is vreemd omdat je van zo'n smalle, hoge kano zou             verwachten dat hij bijna vanzelf eskimoteert.
            Ook hoor je over de eigenzinnige koers die een Baidarka bij bepaalde             windrichtingen gaat varen, zonder dat je daar met kanten veel invloed             op uit kunt oefenen. Wat verder opvalt is dat de meeste vaarders hun             knieen min of meer los en laag hebben, en alles met de heupen doen.
De Nordkapp
            Hier hoor je, maar minder dan bij de Baidarka, dezelfde probleempjes             met het eskimoteren. Maar daarbij hoor je ook dat men de Nordkapp             onbetrouwbaar vindt in een woelige zee met onregelmatige golven. Ook             hier spreken geroutineerde vaarders dit tegen. 
            Onlangs heb ik op Zeekano-Centrum-Texel een Nordkapp uitgeprobeerd             om deze minder fraaie kritiek op zo'n klassieke boot, eens aan de             tand te voelen. Het gat tussen Texel en Vlieland bleek een uitstekend             decor om het gedrag in een woelige zee te ervaren. En ik moet zeggen             dat ik goed moest opletten, en ook dat als ik iemand had moeten helpen,             ik me niet zo op mijn gemak zou hebben gevoeld. Het kwam erop neer             dat het zitje wat breed was, en dat ik mijn knieen niet eenvoudig             klem kon zetten zonder mijn houding te verkrampen. Het gevolg was             dat ik alles alleen vanuit de heupen op moest vangen. Een reactie             die door de minder ideale zit-positie vaak wat laat kwam en wat je             als erg onzeker ervaart. Zo onzeker heb ik me in mijn Anas Acuta op             het Bornrif in brekende golven van 3 m zelfs niet gevoeld.
De Sirius HF
            Uit eigen ondervinding, toen ik door Peter Klarenbeek in de gelegenheid             werd gesteld achter elkaar de Sirius en de Sirius HF"kleine-kuip"             te varen, heb ik een groot verschil gevoeld in bootkontakt. De HF             voelde instabieler aan dan de gewone Sirius die het gevoel gaf oceanen             te kunnen bedwingen. Niet dat dit een ernstig verschil was, maar als             je ze zo direkt na elkaar vaart dan is het wel een heel opvallend             verschil. Maar vreemd is dit wel omdat de rompvorm van beide Sirius'sen             identiek is; behalve dan dat de HF een hoger dek heeft.
De Scarabee.
            Als je daar in vaart voelt hij als een hele veilige boot. Toen het             echter op eskimoteren aankwam rolde ik erg moeilijk, terwijl Willem             heel soepel draaide. Tenminste in de uitvoering waarbij in het dek             2 vuurpijlkokers op de plek van je knieen zijn verzonken. Die kokers             waren onderdeks uitstekende knie-steunen voor Willem. In de uitvoering             zonder deze kniegrip ging het rollen ook bij Willem aanzienlijk zwaarder.             In mijn geval zocht ik de verklaring in het feit dan mijn ietwat fijner             gebouwd lijf niet pas zat in het zitje, en mijn knieen niet op de             goede plek klemden.
De Svalbard-kleine-kuip.
            Ik vind dat een wereldboot als het aankomt op surfen: ik heb met de             Svalbard-grote-kuip zo waanzinnig mooi gesurfd dat ik er nog van droom.             Toen ik enige tijd later in de Svalbard-kleine-kuip stapte was het             een heel ander schip geworden, dat veel instabieler aanvoelde: Vooral             in wat woelig water. Ook hier is dat vreemd omdat alleen de dekvorm             is veranderd. Wel zijn de vleugeltjes aan de kuiprand zijn verdwenen
Meer voorbeelden schieten met op dit moment niet te binnen, maar deze zijn ruim voldoende als illustratie.
Analyse
De genoemde boten hebben een aantal dingen gemeen:
		
Kort gezegd draait het dus allemaal om goed heup- EN kniekontakt, zonder je heup-beweging te blokkeren.
Deze vier punten van de zit-positie, kunt u beschouwen als een optelsom. Als ze allemaal slecht zijn zit u waarschijnlijk helemaal niet zo lekker. Maar als één ervan niet optimaal is, zit u best wel redelijk. Dat verbetering van één zo'n punt toch een heel verschil maakt heb ik gemerkt toen ik de kniesteunen van mijn AnasAcuta 10 cm wijder heb gemonteerd. Maar ook de Godthapp eskimoteerde minder makkelijk dan we hadden verwacht van zo'n smal "potlood". Je had wel een uitstekende grip op de kano dankzij de speciale kniekoker, alleen stonden de knieen wat dicht bij elkaar.
Het mooie van deze theorie is dat je, afhankelijk van je lichaams-verhoudingen heel precies kunt vaststellen of een zit-positie al of niet goed is. Maar ook dat je een kano kunt aanpassen, zodanig dat de zit-positie wordt verbeterd. Voor de bovengenoemde kano's geldt dat dus ook en ik heb er alle vertrouwen in dat het dan heel goed te varen kano's zijn. Met schuimblokken en -plaatjes kan je wonderen verrichten.
Om deze theorie aan mijzelf te toetsen heb ik om te beginnen een Nordkapp geleend van een zeekajakschool op Texel. Ik moet eerlijk bekennen dat ik op de oversteek van Texel naar Vlieland met het zweet in mijn handen heb gevaren: Eigenlijk zag ik de hele Nordkapp niet meer zitten. Vervolgens heb ik een oude Nordkapp gekocht. Deze heb ik op de genoemde punten aangepast en er wederom in gevaren. Ik vind het resultaat verbluffend, want ik voel me nu wel op mijn gemak en de Nordkap doet nu wat ik wil en niet andersom. Een ander signaal over het succes is dat ik mijn oude vertrouwde Anasacuta steeds meer thuis laat en er met de Nordkapp op uit trek; de kajak die bij een aantal mensen als zo moeilijk bekend staat.
Er is alleen één ding dat in nieuwe kano's niet zou 
            mogen voorkomen, en dat is een voordek waaronder de knieen te dicht 
            bij elkaar moeten staan.
            Wel is het handig als je onder minder moeilijke omstandigheden echt 
            op snelheid wilt varen en je dan de knieen uit die brede positie in 
            een smalle wedstrijd-K1-positie kan brengen om een optimale kracht-overbrenging 
            te bereiken.
Hier zou ik het eigenlijk bij willen laten en aan u, lezers, vragen om een reactie op deze theorie. Laat horen of u baat hebt bij deze benadering en of er nog andere gezichtspunten zijn.
Ik hoop in ieder geval dat we iets de kennis, die Willem en ik hebben verzameld met het testen, hierbij kunnen doorgeven.
Willem Molengraaff & René van der Zwan.